-
23 apr 2019
-
Geloof, Gezin
-
door Heidi Bikker
-
0 comment
Boontjes versus patat
‘Dan krijg je dikke billen,’ zegt mijn peuter stellig. Hij wijst naar zijn speelgoedpatatjes. ‘Die moet je niet altijd eten.’* Ik knik. ‘Je moet ook groenten eten. Wat vind jij lekker?’ Dat weet hij wel. ‘Boontjes’, zegt hij en hij zet zijn tanden in een nepfrietje. Ik grinnik, want het klinkt heel perfect. Alsof hij trouw zijn groenten eet. Bij elke vorm van groenten trekt hij namelijk een afkeurend gezicht, ook bij boontjes. In zijn hoofd lust hij ze in elk geval. In de praktijk nog niet helemaal. Patat daarentegen zal hij nooit afwijzen.
Met een doekje veeg ik zijn snotneus af. Als hij nou wel wat meer groenten zou eten, zou hij misschien ook wat minder vaak verkouden zijn.
Met zijn drie jaar kan hij al een heleboel vertellen. Van confetti en noodgeval tot poep en pies. In hoeverre dingen waarheidsgetrouw zijn, is soms nog ver te zoeken. Het hangt soms in tussen verzinsels, verbogen dingen die anderen zeggen en iets waar hij dan zijn eigen draai aan geeft. Maar het zijn ook stellingen die hij overneemt. Zoals ‘boontjes zijn lekker’ en ‘van patat krijg je dikke billen‘. Ik doe mijn best hem zo goed mogelijk voor te leven.
Soms gaat dat voorleven ook faliekant mis. Dan hoor ik ineens uit zijn mond een woord dat niet zo beschaafd is, dat grenst aan schuttingtaal en dat ineens heel anders klinkt uit zo’n klein mondje. Ik doe mijn best, maar toch schiet ik tekort. Ook komt hij in aanraking met taal en stellingen die ik liever niet wil dat hij hoort. Via andere kindjes, de peuterspeelzaal en zelfs filmpjes op tv. Voor de ouders die denken dat Buurman en Buurman onschuldig zijn, die ventjes blijken dus te vloeken. Ik kan hem niet altijd beschermen en ik maak zelf ook fouten.
De speelgoedfrietjes zijn inmiddels opgeruimd. De auto’s zijn aan de beurt. Naast hem op de grond vormt zich een toren met volgesnoten zakdoekjes. Hij niest en kijkt me gefrustreerd aan. ‘Vervelend dat je weer zo verkouden bent,’ zeg ik tegen hem en aai hem over zijn bol. ‘Ja,’ zucht hij, ‘maar de Here God wil mij altijd beter maken.’ Ik glimlach breed. ‘Ja, schat. Zullen we ervoor bidden?’ Dat wil hij wel en hij kruipt bij me op schoot.
Wat ben ik blij dat hij dát ook oppakt als de waarheid, dat hij nog alles aanneemt. Van alles wat hij hoort, is de boodschap van het geloof toch de allerbelangrijkste. Wat een voorrecht dat hij die mag horen en dat die boodschap in zijn hart een plek mag vinden. Zo klein en dan al zo’n vertrouwen in God die hem wil genezen. Als hij dit zo van ons overneemt, dan komen de andere dingen vanzelf ook goed. Als ik het maar blijf voorleven.
Foto: Vera Cho Unsplash
—-
* De peuter van Heidi haalt hier de zinnen uit het liedje Olifantje in het bos aan waar het couplet op een gegeven moment zo gaat:
Olifantje in de stad
Eet toch niet zoveel patat
Anders krijg je dikke billen
en dan gaat je moeder gillen
Olifantje in de stad
Eet toch niet zoveel patat
Dit is niet wat Heidi haar zoontje leert, maar illustreert hoe snel kinderen dingen overnemen, aannemen en associëren met dingen. We willen met dit voorbeeld niemand voor haar hoofd stoten.
Heidi Bikker | Moeder van een jongen en meisje | Getrouwd met Josia | Schrijver die graag leest | Gelooft met passie | Gevoelsmens | Natuurliefhebber| Taartjesfanaat