-
21 jul 2016
-
Blogs, Moederschap
-
door Martine Voogd
-
0 comment
Brandneteltijd
“ETEN!” schalt door het huis. Max staat al te draaikonten bij het aanrecht. “Mam ik moet zo sporten. Gaan we nou al eten?” vraagt hij ongeduldig. “Ja ff wachten op de rest,” werp ik hem toe. “Nog 5 minuten mam!” roept Laura die nog hard aan het leren is voor de toetsweek. “Ik moet eerst nog terug naar m’n basis, anders gaat mijn dino dood,” roept Tom die middenin een spelletje zit. Ik schud mijn hoofd. Op manlief hoef ik al helemaal niet te wachten bedenk ik mij. Wat een chaos.
De gouden regel van ‘samen eten’ die ik al jarenlang probeer vast te houden gooi ik maar weer eens overboord. Dat is dus moederpunt -1.
Ik schep Max vast op. Als hij zit te eten komt Tom beneden. “Mam dat lust ik niet. Dat weet je toch! Ik vind het echt vies.” Dat is -2. “Jij bent echt een zeur,” roept Max eroverheen. Resultaat? Tom in tranen. Ik werp Max een veelbetekenende blik toe waarin hij kan lezen dat als hij nog één ding tegen zijn kleine broertje zegt, híj ergens een pijnlijke plek heeft. Oops. -3 punten omdat ik het niet kon voorkomen.
Laura schuift ook aan, al pratend natuurlijk. Als Laura niet praat dan kunnen er 2 dingen aan de hand zijn: ze slaapt of ze zingt. Je zou denken dat ik er nog één vergeet, als ze eet. Maar nee hoor! Laura kan eten en praten tegelijk. Tussen haar relaas over geschiedenis en de belachelijke planning van de docenten vraagt ze waarom Tom nou weer huilt (-4 punten). Tom draait zich vervolgens om en wordt nog bozer. (-5) “En sinds wanneer wachten we niet meer op elkaar met eten?” zegt Laura met een afkeurende blik naar haar grote broer. De teller staat nu op -6. “Sinds wanneer ben jij m’n moeder!” kaatst Max terug. (-7 dus.) “Nou, ze lijkt meer op papa met dat gezeur,” voegt Tom snikkend toe. (Ai, de -8 aangetikt.)
Toen ze klein waren gooiden ze met dingen naar elkaar of pakten ze elkaars spullen af. Nu zijn woorden hun grootste wapen.
Met een klap belandt de pan op de tafel. De jus klotst over de rand. (We zijn bij -13 punten aangekomen mensen.) Mijn geduld heeft de tien tellen net niet helemaal gered. Dat is dus -20 punten. “Nou nou,” puft er één, “als mama zelfs chagrijnig gaat doen.” “Kappen nou jongens. Hou op met op elkaar te lopen zeiken,” besluit ik de woordenstrijd met enige donders en bliksems in mijn stem.
Eindstand: -25 moederpunten. De moedermoed zakt me een beetje in de schoenen. Niemand kan vandaag iets hebben. Iedereen is moe en aan vakantie toe. Het is geen komkommer- maar brandneteltijd bij ons thuis. Prikkelbaar, irriterend en jeuk gegarandeerd. Je hoeft er alleen maar heel even zachtjes langs te strijken. “We zijn moe en de verbinding een beetje kwijt,” zeg ik.
In deze tijd, zo vlak voor de vakantie, is iedereen druk met z’n eigen dingen en als je dan niet druk bent, heb je geen zin om samen iets te doen. Verbinding is voor mijn gezin het toverwoord. Als je echt in contact bent met elkaar kun je alles hebben, maar als dat een poosje niet zo is knalt het makkelijk. Dat is nu dus aan de hand.
Grappig. De kids weten precies wat ik bedoel als ik dat zeg. Ja, ze weten en voelen het zelf ook. Samen een klus of een spelletje doen werkt dan super en keert het tij. Ook een gezamenlijke vijand verbindt.
Laura zegt: “Nou juist fijn toch dat we hier ook lekker chagrijnig kunnen zijn. Dat is fijn aan thuis.” “Ja.” zegt Max en laat een boer. “Ja maar,” zegt Tom, “ik denk wel dat we allemaal opgroeien met ontbindingsangst.” Ik verslik me in een stuk worst en stik zowat van het lachen. Ontbindingsangst, briljant.
Man, wat hou ik van m’n pubers. Hun woorden zijn krachtig maar prachtig. En ik heb ze toch een soort van leren praten. Goed voor minstens 25 punten. Ik ben weer in de plus!