-
29 mrt 2018
-
Bemoediging
-
door Esther Houwink
-
0 comment
Het ruwe kruis
Gisteren werd ik 33. Een bijzondere leeftijd vind ik dat. De Here Jezus was ook 33 toen Hij stierf aan het kruis, opstond uit de dood en opsteeg naar Zijn Vader.
Voor mijn verjaardag kreeg ik een heel bijzonder cadeau. Een geschenk waar uren met liefde aan gehakt, gevijld en gepolijst is. Een ruw kruis uitgehouwen in speksteen (zie foto). Dit waardevolle kunstwerk werd gemaakt door mijn moeder. De moeder die me negen maanden droeg, me verzorgde en opvoedde en me deels heeft gevormd tot de moeder die ík nu ben. De vrouw die me vertelde over de Here Jezus en Zijn liefde voor mij en die me voorleefde hoe ik Zijn discipel mag zijn.
Wat dit beeld, naast de emotionele waarde, zo bijzonder maakt is dat het niet perfect is. Het kruis is ruw en asymmetrisch. Afgezien van het feit dat hij niet van hout is, lijkt hij in niets op een afbeelding uit de kinderbijbel, waarbij meestal een recht en gladgeschuurd kruis wordt getoond.
Ik denk echter dat dit ruwe onvolmaakte kruis in speksteen díchter bij de werkelijkheid komt dan dat plaatje uit de kinderbijbel.
Sterven aan het kruis was namelijk een vervloekte dood. Een verschrikking. Het kruis werd door de Romeinen gebruikt als middel voor de doodstraf, bedoeld voor de zwaarste criminelen van de samenleving. Reken maar niet dat daar het duurste en beste hout voor gebruikt werd. Hout gebruikt voor een kruisiging was niet zorgvuldig geschuurd en gelakt. Dat hout was ruw en zat vol splinters en butsen. Dat hout werd gebruikt om dienst te doen als afgrijselijk en afschrikwekkend martelwerktuig.
Verhangen worden aan een houten kruis was voor de Joden een schande, een vervloeking. Deuteronomium 21:22 spreekt erover: ‘Vervloekt is een ieder die aan een hout hangt.’
Jezus werd voor ons vervloekt en werd in de tijd dat Hij voor ons aan het kruis leed door Zijn Vader verlaten. De Vader kon door Zijn heiligheid niet bij Zijn geliefde Zoon zijn. Hij werd in de duisternis overladen met alle zonden, bitterheid en ellende van de gehele mensheid uit alle voorbije en nog komende eeuwen. Ik stel me voor als moeder dat dit zowel voor de Vader als de Zoon een afschuwelijke gebeurtenis moet zijn geweest. Verlaten door je Vader, afgesneden van je Kind. Dat snijdt een wond tot in het diepst van je ziel. Het geestelijk lijden was hierdoor mogelijk nog veel heviger dan de fysieke marteling en pijn.
Dat Hij dit alles deed voor mij, maakt mij stil. Heel stil en dankbaar. Het ruwe houten kruis dat nog ruwer werd door alle troep en rotzooi die Hij op zich nam. Mijn troep en rotzooi.
Het ruwe kruis van speksteen krijgt een mooie plaats in ons huis. Om mij en mijn gezin voor altijd te herinneren aan Zijn offer. Hij Die mij kocht en betaalde met Zijn bloed. Zijn dood dat mijn redding betekent.
Het herinnert mij er ook aan dat ik als moeder liefde en genade mag uitdragen in ons huis. Dat ik het mijn gezin, net als in het uitgehouwen beeld, mag inprenten en voorleven. Dat vergeving centraal mag staan in ons gezin. En om er dagelijks bij bepaald te worden dat ik als vrouw en moeder fouten maken mag. Al ga ik voor de 467e keer de mist in.
Zijn stroom van genade is eindeloos en iedere dag weer nieuw.
O datruwekruis, mijnredding; waarUwliefdemijoverspoelt. Heel mijn ziel roept uit: ‘Halleluja! Eer, aanbidding voor Uw naam.’ – Opw. 787
Mama van vier dochters | Docent in het Mbo | Oog voor detail en georganiseerd | Houdt van zingen en een goed gesprek | Mét koffie en wat lekkers