
-
30 nov 2019
-
Geloofsopvoeding, Kleuter
-
door Suzanne Struiksma
-
1 comment
Jezus en de tandenfee
Terwijl ik zit te typen, hoor ik naast mij in de huiskamer een ware symfonie van gesnotter en gehoest. Het is weer die tijd van het jaar en de 6-jarige is ziek. Ik ben benieuwd hoe lang de griep-snot-hoest-oorpijn-fase deze keer gaat duren.
Als een zielig vogeltje ligt ze op de bank en ik schiet in de verwenmodus: dekentje hier, Donald Duckje daar, gevolgd door de vraag: ‘wil je nog een beetje thee’?
Gisteravond was het wel anders: als ik haar naar bed breng, kreunt en kermt ze van de pijn. Bij het bedtijdritueel hoort ook een gebed. We danken voor de mooie en fijne dingen en bidden voor wat moeilijk en ingewikkeld is. Ik bid zachtjes dat Jezus haar snel weer beter maakt, maar merk bij mezelf wat aarzeling. Het is een simpel gebed, maar voor mij heel beladen: ik heb mijn geschiedenis met het onderwerp ‘genezing’.
Ik ben niet de enige die zo haar twijfels heeft. Na het ‘amen’ klinkt er zachtjes: ‘Maar mama, Jezus kan me toch helemaal niet beter maken? Hij bestaat niet eens echt! Jezus bestaat wel in boekjes en liedjes, en in het spelletje op mijn iPad. Maar ik kan hem niet zien, dus Hij is er niet echt.’
Even is het stil, tot ze voorzichtig vraagt: ‘Of zijn jullie soms Jezus? Net zoals jullie eigenlijk de tandenfee zijn?’
De waarheid over de tandenfee hebben we al vrij snel openbaar gemaakt. Het arme kind vond het zo’n spannend (of eigenlijk eng) idee dat er een vreemd wezen in haar kamer zou komen om haar tand weg te halen en er een muntje voor in de plaats te leggen, dat ze er niet van kon slapen. Zodra ik het verhaal uit de doeken had gedaan, kalmeerde ze weer een beetje en viel ze tevreden in slaap.
Maar nu dus Jezus? Waarom zou die dan wél echt zijn? Eerlijk gezegd heb ik geen idee. Ik probeer wel iets over hoe Hij in de hemel woont, en ook in je hart, maar dat je Hem niet kan zien. Maar het klinkt mij dit keer ook raar in de oren.
Ik geloof het, maar ik snap er soms niks van. Volwassenen wringen zich soms in allerlei ingewikkelde theologische bochten om elkaar te troosten, maar kom daar maar eens mee aan bij een kind van 6.
Ik wil zo graag geloven dat God soms echt ingrijpt, maar heb helaas ook te veel en te vaak gezien dat dat niet gebeurt. Het kuchende kind naast me heeft een heftige start gehad. Ze bracht na haar premature geboorte de eerste maanden van haar leven door in een ziekenhuis. In die tijd bad ik alsof haar leven ervan afhing, en dat deed het ook. Gelukkig is ze er nog. Maar in die periode heb ik zoveel moeilijks om me heen gezien. Dingen die ik niet kan, en misschien ook niet wil verklaren.
Ondanks en door alles heeft mijn geloof standgehouden. Het ziet er anders uit dan zo’n zes jaar geleden. Ik weet minder dingen zeker, er is meer ruimte voor vragen en twijfels. Toch blijf ik Jezus uitnodigen in ons leven van alle dag – ook als het gaat om verkoudheid en oorpijn.
‘Nee, wij zijn niet Jezus,’ leg ik uit aan mijn dochter. ‘Maar ik kan wel mijn best doen om net zo lief en goed te zijn als Hij. Zal ik dat doen?’ Ze antwoordt: ‘Ja, dat is fijn. Blijf je dan nog even bij me?’
Ik pak een kussen en nestel me naast haar op bed. ‘Ik blijf bij je zo lang het nodig is.’ Dat is genoeg. En misschien is dat ook wel precies wat God vandaag van me wil. Misschien kan ik zo een beetje Jezus zijn.
1 Reacties
Comments are closed.
Wat mooi om te lezen hoe je met de vragen van je dochter omgaat. Ik vind het heel herkenbaar!