-
06 jun 2023
-
Bemoediging, Gezin
-
door Lydia Wiebenga
-
0 comment
Onverwachte tranen die ontladen
Het is doordeweekse avond. In de agenda staat een afspraak bij het consultatiebureau voor het halen van een vaccinatie voor onze jongste dochter Noëmi. Ze is 14 jaar, maar heeft een algehele ontwikkelingsachterstand en functioneert op het niveau van een 4-jarige. Mark en ik hebben Noëmi uitgelegd wat er gaat gebeuren: dat ze een prik krijgt in haar arm en dat het even zeer doet. Noëmi lijkt ons aan te kijken, maar nee het is eigenlijk geen aankijken, ze kijkt dwars door ons heen. Je ziet dat haar hersenen de informatie verwerken. Na een klein minuutje vraagt ze kalm: ‘Mag Tessa mee?’ Pop Tessa is haar steun en toeverlaat, zeker in moeilijke momenten.
We stappen het consultatiebureau binnen en de eerste die ik zie is de wijkverpleegkundige. Zij was onze rots in de branding de eerste paar maanden na de geboorte van Noëmi. Ze ziet ons gelijk en groet ons enthousiast: ‘Wat leuk om jullie te zien!’
Het doet onverwacht wat met me dat ik haar zie en mijn gedachten zijn in sneltreinvaart bij de herinneringen van veertien jaar geleden. Toen ze ons zo heeft bijgestaan en overal bij wilde helpen, maar uiteindelijk bleek dat Noëmi niet zou opgroeien als het gros van de kinderen. Ik slik de brok in mijn keel weg en zet een lach op mijn gezicht.
Noëmi ondergaat de prik gelaten, zoals Noëmi altijd doet als iets haar zeer doet of als ze iets niet fijn vindt. De emoties komen er later uit, in de veilige thuissituatie. Op hetzelfde moment komt ook de kinderarts de ruimte binnen. Ook zij roept enthousiast dat ze blij is om ons te zien. Ze vraagt gelijk belangstellend hoe het nu gaat met Noëmi. Ik antwoord dat het goed met haar gaat, dat ze lekker op haar plek zit op school. Dat we ontzettend blij met haar zijn en dankbaar voor haar leven.
Ik meen wat ik zeg, echt waar. Maar waarom voelt het dan niet zo? Ik merk dat de brok in mijn keel bij het zien van deze mensen alsmaar groter wordt.
We stappen in de auto, rijden door het donker naar huis en ik doe mijn best om Noëmi’s hand vast te houden en haar te troosten. ‘Pop Tessa vond het prikje niet zo leuk, mama.’ Ik slik nog een keer ferm en knipper met mijn ogen. Mijn keel voelt nog steeds dichtgeknepen en de tranen branden, maar ik wil er nu niet aan toegeven. Niet nu, niet bij Noëmi.
Eenmaal thuis lucht ik mijn hart bij mijn man Mark. Ik huil even hard. Om de emoties die zomaar weer de kop opstaken, waar ik zelf van schrik. Om de heftige herinneringen van de afgelopen jaren die door mijn hoofd raasden. Om de confrontatie met gezonde 14-jarigen die voor en na Noëmi plaatsnamen op de stoel. Pubers zijn het, stoere jongens met nog net niet de baard in de keel en de ietwat onzekere meiden. Gewone tieners, met de nadruk op gewoon.
Ze zijn zo hard, zo rot en poppen zo maar op, dit soort momenten. Ze horen erbij, maar ik blijf ze moeilijk vinden. De momenten van rouw om een kind dat je wel hebt. Ik laat de pijn toe, die mag er zijn. De tranen die onverwachts komen, helpen me ontladen.
Ik ben Lydia, 42 jaar en getrouwd met Mark. Samen zijn wij dankbare ouders van drie dochters: Talitha (20), Jaelle (18) en Noëmi (15, ontwikkelingsleeftijd 4-6 jaar). Naast mijn gezin werk ik 20 uur per week als medisch secretaresse in een ziekenhuis. In mijn vrije tijd ben ik regelmatig in de sportschool te vinden, of buiten op wielrenfiets of aan de wandel. Naast het sporten hou ik van een goed boek en word ik heel blij van goede en fijne gesprekken.