-
02 feb 2021
-
Moederschap, Opvoeding, Peuter
-
door Corine de Heer
-
0 comment
Peuterdrift in het bierkrattenvak
Wanneer mijn sportjuf het woord ‘planken’ gebruikt, slaat bij mij de wanhoop toe. Je weet wel, die pose waarbij je op je ellebogen steunt en je zoveel spieren moet aanspannen dat je zo strak als een plank staat. ‘Kom op,’ hoor ik haar in gedachten zeggen, ‘nog tien tellen erbij!’
Die aanmoediging heeft mijn zoon van anderhalf absoluut niet nodig. Wanhoop bij het woord ‘planken’ kent hij ook niet. Hij is inmiddels namelijk professionele planker en hij kan in werkelijk elke houding de pose van een plank aannemen. Zijn specialiteit? De autostoel. Met het zweet op mijn voorhoofd probeer ik hem in de gordel te persen. Het portier kan natuurlijk net niet ver genoeg open om er fatsoenlijk bij te kunnen. Mocht ik echt geen energie hebben voor het persen en proppen, rest me nog de omkoopmethode. Met snoep wel te verstaan. Voor een koekje doet hij het al niet meer.
Waar ik dacht dat ik qua peuterdrift al wat ervaring had, lijkt deze jongen zijn oudere broer te gaan overtreffen. En ervaring heb ik voldoende. Ik heb jarenlang rondvliegend Duplo overleefd, dagelijks vliegtuigje gespeeld met de vork tijdens het eten, veel driftbuien te verduren gehad, waarbij zoonlief soms languit op de stoep ging liggen en wat al niet meer meegemaakt.
Specialiteit van zijn grote broer was toch wel de flessenautomaat. Wat hebben peuters en flessenautomaten met elkaar te maken? Nou, voldoende. Zodra we de supermarkt binnenstapten, sprintte mijn zoon naar de flessenautomaat om daar in het vak te kruipen waar je normaal gesproken je bierkratje in zet. Zie je me al staan? Of liggen eigenlijk, proberend om nog net zijn enkel te pakken.
Maar deze tweede rakker maakt het nog bonter. Hij graait potgrond uit mijn planten en gooit het lachend op mijn net gedweilde vloer. Als hij genoeg heeft gegeten, gooit hij niet ‘gewoon’ zijn eten op de grond. Nee, eerst kiepert hij zijn bord om op tafel. Vervolgens zwaait hij er met beide arme woest doorheen. Alsof je Rummikubstenen husselt en er geen steen meer op tafel blijft liggen.
Naast de planten en het eten moet ook onze lieve hond het ontgelden. Als zoonlief aan komt kruipen, weet hij niet hoe snel hij veilig in zijn bench moet gaat liggen. Zelfs grote broer moet af en toe het onderspit delven. Voor hij er erg in heeft, krijgt hij een duw tegen zijn beker, terwijl hij aan het drinken is, wordt zijn Lego-toren omgegooid of zijn kleurpotloden afgepakt.
Vanaf een jaar of 3 wordt het minder, zo weet ik uit ervaring met onze oudste. Tot die tijd blijf ik hopen dat mijn opgedane ervaring nog een beetje verschil gaat maken. En mijn belangrijkste houvast? Het. Gaat. Voorbij. Ik heb nu namelijk een behoorlijk lieve kleuter. Die nog maar zelden gooit. Die bij iemand anders ‘alsjeblieft’ en ‘dankjewel’ zegt. Die niet meer in de flessenautomaat kruipt en geen potgrond strooit.
Mijn inspanningen zijn toch niet helemaal voor niets is geweest. En dat geeft moed! Mocht het me nu allemaal echt een keer te veel worden? Dan denk ik dat ik het vak voor bierkratten zelf ook maar eens uitprobeer. In volledige plank-pose uiteraard.
Deze blog is eerder geplaatst in januari 2020
Corine is vrouw van Robert en moeder van Teun (6) en Pijke (2). Ze is docent in het voortgezet onderwijs. Blij wordt ze van Jezus, hond Bobbi, de lente, op reis gaan en schrijven. Dat laatste doet ze hier vooral over haar kinderen en alles wat daarmee te maken heeft.